Hoe loopt dit af?

Hij was verslaafd. Dat was wel duidelijk. Hij gebruikte meer dan recreatief. Veel meer. Naast zijn favoriete middel schuwde hij ook andere middelen niet. Hij gebruikte dagelijks, hij gebruikte stiekem. Dingen gingen steeds vaker mis. Hij voldeed aan de hele riedel van liegen, bedriegen, manipuleren, maskers opzetten, ontkennen, mooi weer spelen en anderen overal de schuld van geven.

Het kon zo niet langer dus riep zijn familie ons erbij. Na enkele voorbereidende gesprekken betrokken wij hem erbij. De familie vertelde hem dat ze van hem hielden, maar dat zijn gedrag hen tot wanhoop dreef. Dat zij in ieder geval zo niet door konden en wilden gaan. Dat zij voor hem ook hulp hadden geregeld.

Een spannend moment. Hoe zou hij reageren?

Hij was verslaafd. Hij gaf het meteen toe. Hij begreep hun frustraties. Hij schaamde zich en voelde zich schuldig. Hij zou zijn leven beteren. Hij zou per acuut stoppen. Met alles. Hij had geen hulp nodig. Ze moesten hem geloven. Echt, écht!

Ze konden hem niet geloven. Niet meer. Echt niet meer.

Binnen 24 uur belde hij op. Hij zag het en begreep het. Hij accepteerde de hulp. Een paar dagen later was de intake en na een paar weken zat hij in de kliniek.

Hij deed enorm zijn best. Hij werkte hard aan zichzelf. Hij maakte nieuwe vrienden. Hij deed geweldig mee. Hij had het helemaal begrepen. Het ging zo goed, dat hij aan lotgenoten kon uitleggen hoe het zat. Het ging zelfs zo goed, dat hij een week eerder dan gepland uit de kliniek naar huis ging. Want hij wist het allemaal. Hem hoefden ze niets meer uit te leggen.

Terug thuis was hij een toonbeeld van herstel.

Eerst.

Tot hij na een paar dagen weer tekenen van oud gedrag begon te vertonen. Op de bank hangen in plaats van doen wat hij zich had voorgenomen. Op zijn werk lag het altijd aan die collega als het niet lekker liep. Slapen ging niet zo lekker, nog, soms, zonder zijn oude middel, dus dan mocht hij toch wel moe/lui zijn?

Hij was zo sterk in zijn herstel, dat hij best wel met oude vrienden naar de kroeg kon. En lekker op een terrasje zitten. Nee, geen zorgen, hij was sterk genoeg, om al die triggers om hem heen te weerstaan.

Zijn vriendin, zijn ouders en zijn zus konden het haast niet geloven. Het was te mooi om waar te zijn.

Dat zeiden wij ook tegen hen. ‘Als het te mooi is om waar te zijn, is het meestal niet waar.’

Op een dag vond hij in de schuur een oude, vergeten joint.

Hij viel als een baksteen. Hij loog erover. Hij dacht ermee weg te komen.

De verslaving, zijn sluwe, geniepige en meedogenloze vijand, had hem helemaal te grazen.

Een week later rookte hij er een paar.

Hij loog erover. Hij dacht ermee weg te komen. Niet dus.

Zijn vriendin zei hem niet langer met hem in hun huis te willen wonen.

Hij kon die nacht in zijn ouderlijk huis terecht.

Zijn ouders stelden hem voor de keuze: óf je gaat opnieuw naar de kliniek en dit keer neem je je herstel serieus, óf je zoekt het maar uit. hier kun je ook niet wonen.

Hij belde mij. Wat ik vond.

Ik zei: ‘Wat denk je?’

‘Ja, maar…’ probeerde hij een paar keer.

‘Wil jij dan echt jouw verslaving laten winnen?’ vroeg ik.

Hij sloot af met: ‘Ik ga er een nachtje over slapen.’

Dat was gisteren. Ik ben benieuwd.

Verslaving is sluw, geniepig, verbijsterend en oh zo sterk.

Gelukkig zijn zijn naasten inmiddels ook sterk geworden. Dat vergroot voor hem de kans dat hij het gaat redden.